‘Een God die in mij gelooft.’ Dat is de titel van het nieuwste boek van collega Claartje Kruijff. Als mensen haar vragen of zij in God gelooft, of in welke God zij gelooft, dan draait zij in haar antwoord de vraag liever om: het gaat niet om haar geloof in God, maar om Gods bereidheid in haar te geloven.
Kruijffs God is liefdevol en barmhartig. We worden door God uitgedaagd om met ‘heldere, rechtvaardige en zachte ogen’ naar elkaar én onszelf te kijken. Geloven is voor haar erop vertrouwen dat God jou waardevol vindt. En omdat God jou waardevol vindt, mag je ook jezelf waardevol vinden en van jezelf houden. Voor veel mensen is dat helaas niet vanzelfsprekend. Zij hebben dat in hun leven nooit zo mogen ervaren.
Mozes zag hoe de Hebreeuwse slaven onderdrukt en uitgebuit werden. Hij hoorde hun noodkreet. De situatie schreeuwde om verandering. En Mozes kwam tussenbeide, spontaan en impulsief. Hij sloeg een Egyptische slavendrijver neer en moest vluchten. Ver weg van Egypte, in de woestijn, komt hij tot bezinning. Weer hoort Mozes een stem, de stem van God, de stem van zijn geweten. Die stem in zijn binnenste is als een vuur, aanlokkelijk en gevaarlijk tegelijk. Mozes wil in actie komen, maar hij is er ook bang voor. De Eeuwige heeft gezien en gehoord, wat Mozes in Egypte gezien en gehoord heeft. De stem roept op: “Ga naar Egypte en doe er wat aan!” De stem belooft ook: “Ik zal bij jou zijn! ‘Ik-ben. Ik-zal-er-zijn’ is mijn Naam.” En Mozes gaat op weg, in geloof en vertrouwen.
God geloofde ook in Mozes. Ondanks zijn tekortkomingen en gebreken. 25 jaar geleden geloofden de beroepingscommissie en de kerkenraad van de Remonstrantse Gemeente Den Haag in mij. Ondanks mijn tekortkomingen en gebreken. De Haagse gemeente heeft mij als nog jonge en onervaren predikant (ik had kort ervoor de opleiding afgerond) de kans gegeven om naast ervaren collega’s met vallen en opstaan het vak in de praktijk (verder) te leren en om als mens en als predikant te groeien. De niet feilloze Mozes werd geroepen en ondanks zijn tegenstrippelen gezonden. God zegt tegen hem: “Ik geloof in jou. Je hoeft niet foutloos en perfect te zijn. Ik zal bij jou zijn. Ik heb jou nodig als mijn stem, als mijn handen en voeten.”
‘Wat vraagt God van mij?’ Dat is sinds kort het nieuwe landelijke jaarthema. Wij klagen weleens over de leegloop van kerken en over hoe moeilijk het is om mensen enthousiast en het gemeenteleven draaiende te houden. Maar dat is eigenlijk niets vergeleken met wat christenen in veel (meestal islamitische) landen te verduren hebben. Op veel plekken op aarde worden christenen beledigd, gediscrimineerd en mishandeld. Hoe houd je het vol als je als christen helemaal alleen bent of slechts met weinigen? Als je alleen in het geheim met geloofsgenoten bij elkaar kan komen om over geloof te praten? Als Jezus volgen betekent dat je op een dodenlijst komt te staan, je eigen land moet verlaten en vluchten, geen recht hebt (op sociale voorzieningen) en onder een constante dreiging van geweld moet leven?
‘Wat vraagt God van mij?’ Over deze vraag kan iedereen heel persoonlijk nadenken. Ik ben er al lange tijd van overtuigd dat God van mij hetzelfde vraagt als van Mozes: Zie onderdrukking en uitbuiting! Hoor de jammerklachten van mensen! Wees mijn stem om onrecht aan de kaak te stellen. Wees mijn handen en voeten om te midden van de mensen te werken aan mijn nieuwe wereld van liefde en vrede. Dan zullen ook zij ervaren dat ik een God ben van nabijheid, van ‘Ik zal bij jou zijn!’.